Theodorus (Theo) Rijkhoff

Beroep: Fabrieksarbeider, lid van het verzet
Geboorteplaats: Assendelft
Geboortedatum: 11-06-1914

Theo werd op 2 mei 1943 geëxecuteerd in Amsterdam, de plek is echter onbekend.  De reden was zijn deelname aan de April-Mei staking  in 1943 bij Verblifa in Krommenie.

In totaal werden 14 stakers opgepakt en door een standgerecht in Amsterdam (Euterpestraat) ter dood veroordeeld.  Vier  van hen, stakers en aanzetters tot staking, volgens dat gerecht, werden de volgende dag geëxecuteerd met de kogel.  Foto’s van hen staan o.a in het boek Verzet aan de Zaan.

Het waren Hendrik Blank uit Krommenie, Theo Rijkhoff uit Assendelft , Gerard Wiersma uit Krommenie en Johan van Lemmeren uit Krommenie.

In concentratiekampen kwamen om:

H.L.Heij, geb. Hilversum  16-04-1914 tot 2-5-1945 Overlijdensplaats Dachau

Klaas Oosthuizen, 15-10-1899 tot  26-09-1943 Overlijdensplaats Vught

Gerke Mastenbroek, 21-10-1898 tot 1-6-1945! Overlijdensplaats Venlo

Willem van t Veer, 26-04-1911 tot 26-2-1945 Overlijdensplaats Kdo. Allach, Dachau

K.van Veen uit Krommenie  (13-02-1921 tot 13-07-1944 (Dachau)

Vijf kwamen  uiteindelijk terug uit de kampen:

Piet van Loon, Willem Vredenburg, Jaap Kramer, Paul Zwart en ? Offenberg.

De April-Meistakingen in 1943 waren een serie spontane stakingen tegen een oproep van de Duitsers aan ongeveer 300.000 ‘krijgsgevangen’ Nederlandse militairen (alle militairen die in mei onder de wapenen waren geroepen en in feite de status van krijgsgevangenen hadden) om zich te melden voor arbeid in Duitsland en een van de grootste manifestaties van onvrede in Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog. Na deze stakingen nam het verzet en de onderduik sterk toe, en lieten de Duitsers de hoop varen dat met Nederlanders makkelijk samengewerkt kon worden en verhardden de bezetting.

De aanleiding tot de stakingen was de bekendmaking op 29 april 1943 dat Nederlandse oud-militairen (die gevochten hadden in mei 1940) zich moesten melden voor krijgsgevangenschap en arbeidsinzet in Duitsland. Die onverwachte oproep aan 300.000 militairen sloeg in als een bom. De deportatie van Joden had al in juli 1942 een aanvang genomen, maar de gevolgen werden in 1943 steeds duidelijker. Ook werd de Arbeidsinzet ingevoerd. Als gevolg van de stakingen werden veel radio’s in beslag genomen door de Duitsers.

Dit leidde tot stakingen in Hengelo (Overijssel) bij de machinefabriek van Stork en andere fabrieken op het platteland van Noord- en Oost-Nederland.

Als een lopend vuurtje verspreidde de staking zich over bedrijven in het noorden, oosten en zuiden van het land en in de Zaanstreek zoals Bruynzeel, de Blikfabrieken, Albert Heyn, Verkade en Duyvis waarvan veel (vrouwelijk) personeel in Amsterdam woonde.

Boeren voerden ook actie: ze leverden geen melk aan de melkfabrieken. Daarom heten de april-mei stakingen ook wel melkstakingen. Bijzonder fel was ook de reactie in de Mijnstreek in Zuid-Limburg, waar de staking gesteund werd door de Rooms-katholieke Kerk.

Een teleurstelling voor de stakers was dat de Nederlandse Spoorwegen bleven rijden. Ook bleef het stil in en rond Amsterdam, waar men de bloedige nasleep van de Februaristaking (1941) nog vers in het geheugen had.

De Duitse bezetter reageerde ook op deze staking met harde hand. De opperste politiechef in Nederland, de SS’er Rauter, kondigde het politiestandrecht af. Daarbij konden ‘verdachten’ meteen, zonder vorm van proces, worden doodgeschoten. Van Groningen tot Limburg werden stakers gearresteerd, waaronder dus de 14 stakers van Verblifa. Daarbij vielen in totaal bijna tweehonderd doden, ongeveer 80 bij executies en verder bij beschietingen op straat. De namen van de doden werden op plakkaten bekendgemaakt. De staking eindigde op 5-6 mei 1943.