Josephus Swolfs  08-05-1915 / 25-07-1944

Josephus Swolfs, roepnaam Sjef, laboratorium-assistent, wordt gevraagd om lid te worden van een communistische sabotageploeg in de Zaanstreek. Sjef en één van de leiders van de groep kennen elkaar, eerder werkten ze samen bij de Artillerie Inrichtingen. Sjef was afkomstig uit een arm gezin, zijn vader was ambtenaar met een karig loon. Sjef besluit lid te worden van de CPN en blijft dat ook tijdens de oorlog. Sjef kan slecht tegen onrecht. Op de lagere school neemt hij het op voor kinderen die onterecht gestraft worden.

Gedurende de oorlog pleegt hij verzetsdaden, gebruik makend van bij de Artillerie Inrichtingen achterover gedrukte wapens en explosieven. Hij doet dat samen met Albert Huisman, Jacob Willemszoon en Cornelis Zwart. Ze weten daarbij aan de aandacht van de Nazi’s te ontsnappen, tot er in 1944 een groot deel van de verzetsgroep wordt verraden door partijgenote Francisca de Munck-Siffels en opgepakt. Sjef weet de dans te ontspringen en duikt onder, maar valt niet veel later door een truc toch in handen van de Duitsers.

Op 8 december 1943 stuurde de SD Kriminal Sekretär Ruhl, Gerard Kuiters, naar de Zaanstreek. Deze Kuiters, vóór de oorlog al een fanatiek NSB-er en WA-er, ontpopte zich tijdens de oorlog als een wreed mensenjager. Als rechercheur arresteerde Kuiters verschillende verzetsstrijders en joden. Hij leverde ze persoonlijk aan de Euterpestraat af. Ruhl, Lages en Viebahn hadden in de Zaanstreek al behoorlijk toegeslagen.

Op 24 mei 1944 volgde een schertsproces door de ‘Deutscher Generalstaatsanwalt in den besetzten Niederländischen Gebieten’ te Utrecht en werd Sjef wegens communistische activiteiten ter dood veroordeeld. Via het Oranjehotel komt hij in Vught terecht en wordt daar op 25 juli 1944 door de Duitsers gefusilleerd.

Zijn vrouw Lien werd eveneens opgepakt en 9 maanden vastgehouden, waarna zij met hun twee kinderen kon worden herenigd.