Het leven ging in WOII ook gewoon door
De tekst bij het monument bij de Nederlands Hervormde Kerk aan de Zuiderhoofdstraat in Krommenie luidt “Volk gebogen onder de druk der bezetting”.
Dat was maar al te waar voor sommigen zoals de Joden en mensen die actief deelnamen in het verzet. Nadat Nederland na vijf dagen capituleerde voor de Duitse invasiemacht werd het ‘normale’ dagelijkse leven eigenlijk gewoon weer opgepakt. Zeker in de eerste jaren van de oorlog zorgde de Duitse bezetting voor een ongekende economische stimulans en groei. De Nederlandse industrie moest alle zeilen bij zetten om de Duitse oorlogsmachine te bevoorraden.
Ook al bestond er een voortdurende angst dat er iets met jezelf, je familie, vrienden of buren kon gebeuren, er wordt ook plezier gemaakt. Kinderen gingen gewoon naar school, er werd gevoetbald en muziek gemaakt. De Elfstedentocht is in de oorlogsperiode zelfs 2 maal verreden.
Angst voor de Arbeitseinsatz
Met het inzakken van de economische productie nam de werkloosheid toe. Sommige mannen vertrokken vrijwillig naar Duitsland om daar werk te zoeken. De schoorsteen moest toch blijven branden.
Een ander fenomeen stak de kop op: de Arbeitseinsatz. Verplichte tewerkstelling in Duitsland. Met het groter wordende Derde Rijk krijgt Nazi-Duitsland ook steeds meer behoefte aan materieel en wapentuig om dat grote gebied te blijven controleren. En om dat te kunnen blijven leveren waren handen nodig. Gezonde mannen werden daartoe door de Duitse bezetter gedwongen. Zij moesten hun vrouw en kinderen, vaak zonder inkomen, achterlaten.
Zo goed als het kan, wordt zo kwaad als het kan
In het laatste oorlogsjaar werd de situatie in Nederland steeds nijpender. Van alles was er een tekort: kleding, brandstof en vooral voedsel. De winter van 1944-1945 is dan ook de geschiedenis ingegaan als de hongerwinter. Iedere Nederlander moest het stellen met bonnen voor 400 gram brood en een halve kilo aardappelen per week. Dat is ongeveer twee sneden brood en een hele aardappel per dag. Stel je eens voor!
Om hun eigen honger en dat van hun gezin te stillen, maakten veel mensen zogenaamde hongertochten naar het platteland. Bij de boer was vaak nog wel wat te halen. Al bleef dat vaak beperkt tot suikerbieten en tulpenbollen.
Een krant in die tijd gaf het volgende recept: De tulpenbollen schoonmaken en in plakjes snijden. Deze met wat olie in de koekenpan bruin en gaar bakken. De tulpenbollen met wat zout presenteren. Cynisch genoeg ontbraken olie en zout tijdens de hongerwinter in de meeste huishoudens.
Bekijk hier de documentaire die Monumenten Spreken maakte naar aanleiding van dit monument.