De Joodse bevolking als zondebok
In Duitsland kwam tien jaar na een mislukte staatsgreep Adolf Hitler in 1933 aan de macht. Hij en Joseph Goebbels gebruikten de aanslag van een Joodse man op de Duitse diplomaat Ernst vom Rath in Parijs als de ideale aanleiding om het Joodse volk collectief als schuldige aan te wijzen. En Nazi-Duitsland te ‘ontjoden’, te verlossen van dit volgens hen ‘onzuivere ras’.
De jodenvervolging in Nazi-Duitsland
In 1933 werd de bewegingsvrijheid van Joden in Nazi-Duitsland meteen beperkt. Zo verschenen er borden in het straatbeeld als ‘Joden niet welkom’ en ‘Bij Joden niet kopen’. In 1935 verloren de Joden hun burgerrechten. Alle pesterijen en vrijheidsbeperkingen kregen een voorlopig dieptepunt met de Kristallnacht van 9 op 10 november 1938. Daarbij werden circa 30.000 Joden door de SS opgepakt en in de concentratiekampen Buchenwald, Dachau en Sachsenhausen gevangengezet.
Vanaf dat moment pakte het Nazi-regime de vervolging en vernietiging van Joden op een gestructureerde en planmatige manier aan. Om in woorden van Hermann Göring te spreken: het ‘joodse probleem’ moest onder leiding van de SS zo snel mogelijk worden opgelost. Met de ‘Entlösung’ ontwikkelden de Nazi’s een efficiënte infrastructuur waarin Joden in grote getalen per trein werden afgevoerd naar de concentratiekampen. Ze kwamen door onmenselijke dwangarbeid of in de gaskamers op een vreselijke manier om het leven.
De jodenvervolging in bezette gebieden
De Duitsers pasten dit ‘beleid’ van massavernietiging snel toe in bezette gebieden. Dus ook in Nederland en de Zaanstreek.
Om te beginnen moesten alle Joden zich melden bij de overheid. Ze werden verplicht een gele ster met het woord ‘Jood’ zichtbaar op hun kleding te dragen. Vervolgens werden ze gedwongen naar het Joodse ghetto in Amsterdam te verhuizen. Op 17 januari 1942 waren de Zaandamse Joden de eerste grote groep die naar de hoofdstad moest. In maart en april volgden de andere Zaangemeenten. Vanuit Amsterdam werden ze – vaak via doorgangskamp Westerbork in Drenthe – op transport gezet naar de vernietigingskampen in Duitsland, Polen en Oostenrijk. Daar vonden de meesten van hen een gruwelijke dood.
Monument voor joden in de Zaanstreek
Pas na de oorlog werd in alle omvang duidelijk welk verschrikkelijk lot de Joden ten deel was gevallen. Uiteindelijk joegen de Nazi’s ruim zes miljoen joden – mannen, vrouwen, kinderen en bejaarden – op een verschrikkelijke manier dood in.
Met het monument op de begraafplaats aan de Westzanerdijk 310-312 worden alle Joodse mensen herdacht die niet levend naar de Zaanstreek terugkeerden. Tevens ligt er in een vitrine in de entreehal van het Gemeentehuis Zaanstad een boek met de namen van 171 Joodse inwoners van de zeven voormalige Zaangemeenten, nu Zaanstad, die in de Tweede Wereldoorlog zijn omgebracht. Peter H. Heere verzamelde deze gegevens op basis van historisch onderzoek. De namen van de slachtoffers zijn gekalligrafeerd door de Benedictinessen van de Onze Lieve Vrouwe Abdij in Oosterhout.
Wekelijks wordt een pagina in dit boek omgeslagen, zodat alle namen twee tot drie maal per jaar zichtbaar zijn. Daarmee worden de doden levend in de herinnering geroepen. Wijlen Prins Bernhard onthulde dit speciale gedenkteken op 3 april 1990.
Bekijk hier de documentaire die Monumenten Spreken maakte naar aanleiding van dit monument.