Jan Bottema

geboren: 21 juli 1908 te Oldeboorn (Friesland)
overleden: 17 december 1944 te Wormerveer, 36 jaar oud
burg. staat: gehuwd
beroep: luitenant-ter-zee 2e klasse Koninklijke Marine Reserve O.V. en rijks controleur voor het vervoer.

Jan Bottema diende in 1940 als luitenant-ter-zee 2e klasse bij de Koninklijke Marine op ‘Hr. Ms. Schorpioen’. Na zijn demobilisatie weigerde hij in de Opbouwdienst te gaan werken. Deze door de Duitsers opgezette dienst had tot doel de na de capitulatie van mei 1940 werkloze Nederlandse militairen in te zetten bij herstel van oorlogsschade. In december 1940 werd hij rijkscontroleur voor het vervoer in dienst van het Ministerie van Waterstaat.

Al spoedig na de bezetting sloot Bottema zich aan bij de Ordedienst, een landelijke illegale organisatie die voor een deel was ontstaan in militaire kringen. In dit verband raakte hij betrokken bij spionageactiviteiten, zoals het in kaart brengen van vliegvelden.

Vanaf februari 1942 werkte hij intensief voor illegale organisaties zoals de Zeemanspot en het Nationaal Steunfonds, die geld inzamelden voor familieleden van zeelieden en verzetsmensen. Jan werkte dus in het verlengde van de werkzaamheden van Walraven van Hall, de bankier van het verzet. Daarnaast verleende hij hulp aan neergekomen Engelse piloten.

In mei 1942 moesten beroepsofficieren zich melden voor terugvoering in krijgsgevangenschap. Tijdens het transport naar Duitsland sprong Bottema bij Hengelo uit de trein. Hij dook onder en zette zijn verzetsactiviteiten voort. In september 1944 werd hij districtscommandant van de Binnenlandse Strijdkrachten in Amsterdam-Noord.

Op 4 november 1944 werd Bottema tijdens een wegcontrole in Alkmaar door de Feldgendarmerie – de Duitse Militaire Politie – aangehouden. Zijn auto was beladen met overalls van de Binnenlandse Strijdkrachten. Bottema werd herkend als illegaal werker, gearresteerd en overgebracht naar het Huis van Bewaring in Amsterdam. Hier werd hij op de lijst van Todeskandidaten gezet die in aanmerking kwamen voor fusillering bij represailles.

Op 17 december 1944 werd hij als represaille voor het tot zinken brengen van een rijnaak, geladen met machines, in Wormerveer met vier anderen gefusilleerd. Tezamen met zijn lotgenoten werd hij begraven in een massagraf in de duinen bij Overveen.
Jan ligt nu op de Erebegraafplaats in Overveen.