Petrus (Piet) Boon

Piet Boon

Piet werd geboren op 16-04-1891 in Assendelft en hij overleed op 17-05-1945 in het dorpje  Klötze bij Stendal, een stad tussen Hannover en Berlijn in de Provincie Sachsen Anhalt.

Piet Boon woonde aan de dorpsstraat 683 in Assendelft. Hij was van beroep sigarenmaker en samen met  zijn vier broers eigenaar  van een sigarenfabriek aan de Dorpsstraat 674 in Assendelft.  Zij maakten o.a. de destijds bekende  J.P.Coen sigaren. Er werkten tien mensen in de fabriek, die al geruime tijd niet meer bestaat en inmiddels is verbouwd tot woonhuis. Op de foto de broers en ander personeel.

Piet Boon1

 

Piet  Boon staat op het monument in Assendelft  en op de steen voor in de oorlog omgekomen  parochianen op het katholieke kerkhof van Assendelft. Zijn zoon Gerard  vertelt over die droevige tijd  die hem elk jaar rond mei opnieuw aangrijpt. Zelf heeft hij ook veel meegemaakt en helaas overleefde zijn vader die tijd niet. Piet Boon had 5 dochters en één zoon, Gerard, de zoon die nergens bang voor was. Op de foto staat Gerard met zijn 5 zussen.

GerardBoon en zijn zussen begin jaren 30

 

Gerard Boon is van 30-7-1926 en hij verrichtte samen met zijn vader Piet verzetsachtige activiteiten. (rottigheden noemde hij dat). Beetje saboteren; geweren van Duitsers in het water gooien, briefjes rondbrengen e.d.  Zo  verspreidde Piet informatie van radio-oranje op briefjes in de Odulphuskerk en bij die activiteit werd hij verraden. Op dat moment  zaten Arie Krom uit Uitgeest  en een Italiaanse soldaat ondergedoken. Arie vanwege de arbeidsplicht in Duitsland, de Italiaan omdat hij geen zin had in oorlog.

Samen met zijn zoon en de twee onderduikers werd hij opgehaald op 23 januari 1945 en via de Ripperdakazerne in Haarlem naar een politiebureau in IJmuiden gebracht. Daar zaten zij 2 á 3 maanden, gescheiden van elkaar. Gerard hoorde wel de stem van zijn vader, maar zag hem niet. Van IJmuiden werden zij naar de Weteringsschans, cel B 219, een dodencel gebracht. Er was echter geen  strafbepaling. Uit die cellen werden  zo nu en dan mensen weggehaald voor executie. Gerard bleef zich verzetten en haalde bijvoorbeeld het peertje uit de lamp in de dodencel, zodat bij het openen van de deur men niks zag en de volgende deur nam. In IJmuiden kregen zij soms bezoek van hun familie. Later werden zij naar kamp Amersfoort gebracht, waar Gerard vanaf het begin uitkeek naar een ontsnappingsmogelijkheid. Dat lukte samen met Arie Krom bij een slappe Duitser, die vaak niet oplette. Ze hadden de tip gekregen om uit het kamp direct naar het ziekenhuis te gaan om de achtervolgers af te schudden. Dat lukte. Ze werden er opgevangen en in een kamer gestopt met ‘Stilte,  net geopereerd’ erop. Daar gingen de Duitsers niet naar binnen. Van Amersfoort liepen zij naar Assendelft en werden gewoon weer in het gezin opgenomen; s’ avonds sliep hij aan de overkant bij de geiten  in de schuur van de familie Van de Berg.

Gerard had niets met een oud houten herinneringsmonument, waarop ook de naam van zijn vader stond, en ging via de kerk aan de slag voor een plek voor een nieuw monument bij de katholieke kerk , op eigen grond. Daar heeft hij veel tijd in gestoken.

Vader Piet Boon had minder geluk uiteindelijk. Ook hij slaagde erin te vluchten uit een kamp, in dit geval Bergen Belsen, nadat hij vanuit Amersfoort daarheen was overgebracht. Piet  kwam terecht bij een boer in Klötze , een plaatsje midden in Duitsland. Hij sliep er bij de varkens. Helaas werd zijn gezondheid snel minder, hij kreeg reuma en tbc en stierf net na de bevrijding. Zijn ring werd afgenomen door de boer en via het Rode Kruis weer in Assendelft bezorgd. Die ring draagt zoon Gerard nog steeds met trots. Gerard vertelt over zijn belevenissen op de film van Monumenten Spreken over het verzetsmonument in Assendelft.

Jo, één van Gerards zusters heeft zich ook met de geschiedenis van haar vader bezig gehouden en haar verhaal kwam in het Dagblad voor de Zaanstreek in 2014. Enkele citaten:

KOOG AAN DE ZAAN/ASSENDELFT – ,,Ik ben blij het uitgezocht te hebben. Het is een bevestiging van wat hem allemaal is overkomen in Duitsland en waar hij is begraven.’’ Stapels brieven en documenten illustreren de lange weg die Jo Finke-Boon (85) heeft moeten afleggen om de laatste rustplaats van haar vader op te sporen, wiens naam staat vermeld op het oorlogsmonument in Assendelft.

Wat daarna volgde is een pure martelgang voor de Assendelver verzetsman. Hij werd overgebracht naar Neuengamme, een Duits concentratiekamp nabij Hamburg waar hij maar enkele dagen verbleef. ,,Om de misdaden weg te wissen voor de oprukkende geallieerden werd een groep van zeshonderd man bij elkaar geveegd en naar Hannover overgebracht om in grotten te werken aan de V1, de vliegende bom. Alles in die grotten was giftig. Je kwam er niet levend uit. Vader is daar zo’n acht dagen geweest; de overlevenden werden in goederenwagons richting Bergen-Belsen getransporteerd.’’ Omdat de rails waren gebombardeerd, kwam de trein daar echter nooit aan. Vier dagen en vier nachten moesten de gevangenen bij het dorpje Mieste doorbrengen in de goederenwagons, zonder eten en drinken. ,,Het moet erbarmelijk zijn geweest. Tal van mensen stierven. De overlevenden werden door SS-bewakers gedwongen om op blote voeten, zonder voedsel, verder te lopen. Het was een dodenmars. Wie viel of niet verder kon werd zonder pardon doodgeschoten. Mijn vader en drie anderen, waaronder jonkheer Van Geen, burgemeester van Putten, zijn bij het plaatsje Ackendorf gevlucht door zich voor dood in een greppel te verbergen.’’ Het gevluchte viertal – ziek, ondervoed en uitgeput – klopte op goed geluk aan bij een dominee in de nabijgelegen Oost-Duitse stad Gardelegen. ,,Die dominee was hun redding. Ze kregen eten en mochten op de hooizolder slapen. Vier dagen zijn ze er gebleven. Op 12 april werden ze bevrijd door de Amerikanen.’’

Vlak daarvoor hadden de Duitsers in die stad op één avond nog 1016 gevangenen vermoord: doodgeschoten, verbrand en levend begraven. Voor Piet Boon is het lijden dan nog lang niet voorbij. Hij wordt opgenomen in een hospitaal in Gardelegen waar zijn behandeling veel te wensen overlaat. De Amerikanen brengen hem naar een beter ziekenhuis in Uchtspringe waar hij na vier weken werd ontslagen. Boon krijgt bovendien een speciale pas van de Amerikanen voor vervoer en onderdak. Het mocht niet baten. Piet Boon overlijdt op 16 mei totaal ontredderd in een ziekenhuis in Klötze. In huize Boon in Assendelft weet men ondertussen van niets. Brieven naar het Rode Kruis leveren niets op. ,,In 1947 duikt er een Nederlandse schipper op die beweert de speciale pas van mijn vader in Klötze te hebben ’gevonden’. Vreemd, want die pas was al in 1945 in zijn bezit en pas in januari 1947 werd hij bij ons thuisbezorgd. Mijn vader zou in een massagraf zijn begraven. Door die pas werd mijn vader officieel overleden verklaard en kreeg mijn moeder een weduwenpensioentje.’’

Voor Jo Boon was de kous daarmee niet af. Ze wilde weten waar haar vader precies was begraven. Er volgden brieven naar allerlei instanties. Zonder resultaat. Pas nadat ze in 2007 een maatschappelijk werkster van de Stichting 40-45 te hulp riep, kwam er iets meer duidelijkheid. Ze kreeg inzage in het dossier, nummer 28494 dat meldde dat Piet Boon was begraven in Klötze. Maar waar dan? In juli 2013 besloot ze om zelf af te reizen naar Klötze, in gezelschap van haar dochter en schoonzoon. Op het Neustädter Friedhof vond ze graf nummer 142. ,,We vonden de steen maar er stond geen naam op. In de grafregisters van de begraafplaats was de naam Boon niet bekend.’’ Dochter Jo gaf de moed niet op en stapte naar het archief van de stad Klötze. ,,Daar zou volgens de registers op nummer 142 ene Bernstein liggen, overleden in 1983. Wat er voor 1983 was gebeurd wist men niet.’’ Ook daar nam Jo geen genoegen mee en zij wendde zich tot de stad Salzwedel die registers heeft van de streek. ,,Daar ging men het voor ons uitzoeken. Vader bleek op 16 mei 1945 in een hospitaal te zijn overleden. Dat is op 17 mei geregistreerd door de Amerikanen. De doodsoorzaak was totale uitputting en hartzwakte. Volgens die gegevens bleek hij te zijn begraven op nummer 142, zonder herdenkingskruis. Daarmee was de zoektocht eindelijk voltooid.’’